Om grondvlakken en voorwerpen te kunnen dateren zijn scherven (net als munten) heel erg belangrijk. Een scherf is een stukje van aardewerk. Aardewerk werd niet zomaar gemaakt, jaren achterheen werd een zelfde model pot kom of beker min of meer naar hetzelfde model gemaakt. Een Duitse archeoloog heeft in 1894 als eerste alle type terra sigillata geclassificeerd. Dit was Hans Dragendorff. (1870-1941).
Er zijn meerdere archeologen die terra sigillata hebben getypeerd maar de typologie van Dragendorff is de meest gebruikte. Het stuk terra sigillata dat het meest tot de verbeelding spreekt is de grote kom Dragendorff 37 (Drag 37). Zie ook: viewtopic.php?f=66&t=2248 Een versierde kom die werd gemaakt in een mal. Dit stuk is gefabriceerd va begin eerste eeuw tot aan het eind derde eeuw. Het model bleef hetzelfde maar de versieringen waren aan mode onderhevig. Ook de kleur van het stuk (net als de rest van de terra sigilliata) kan variëren van bloedrood tot vaal oranje.
Een ander stuk wat ik wil toelichten is de Dragendorff 18/31. De drag18/31 is een bordje onderverdeeld in 13 ondertypen oplopend vanaf Drag 18 tot en met Drag 31 met kleine verschillen onderling. De stukken zijn te dateren 80 tot 150 na onze jaar telling.
Samenvattend: neem altijd je scherven mee van een veld of stort. Onmisbaar voor een datering.
Op beide foto's Drag 18/31 zoek de verschillen.

mooi komje

zoek de verschillen?

de een is groter? heeft een rand? is boller?

zeg ,t maar grt ad

nou ik kijk altijd naar de voet hoor

Hoi Maurits,

De verschillen zijn natuurlijk groot tussen jouw twee afgebeelde Dragendorff's. Daarom gebruik ik altijd de Duitse typologie-rangorde, die is veel verfijnder en dan weet je direct, ook zonder afbeelding of foto, waar men het over heeft. Kijk eens naar mijn bijdrage's op het forum over de Drag. 37. Tussen haakjes zie je dan de Duitse typologische onderbrenging, en als je er een beetje in thuis bent weet je ook direct over welk type men spreekt.
Het verschil in Duitse typologie tussen jou twee objekten is: je eerste objekt wordt volgens E. Gose in zijn boek: Gefásstypen der Rómische Keramik im Rheinland ondergebracht onder Niederbieber type 1b. uit het eind van de tweede eeuw.
Het bollerre typje is volgens zijn gegevens; een Dragendorff 32 uit het midden van de tweede eeuw. Jammer genoeg geef je de maten niet op want een iets grotere variant valt volgens Gose onder de typologie: Ludovici Tp uit de tweede helft van de tweede eeuw.

Groetjes,
Henk, de LXG Legionair.